woensdag 6 oktober 2021

Christo Unwrapped

Het is niet zo dat ik iets heb tegen mallotigheid in de kunst. Veel van de voorbeelden die ik beschrijf in mijn boek Schandalen in de kunst vind ik alleszins vermakelijk. Yves Klein die vrouwelijke modellen inzet als verfkwast, Wim T Schippers die een flesje gazeuse bij Petten in de Noordzee giet, Claes Oldenburg die hamburgers opblaast tot groteske proporties, Andy Warhol die zijn kijkers een half uur laat kijken naar een langzaam klaarkomende man, en ook Maurizio Cattelan die met ductape een banaan vastplakt aan een muur van de protserige kunstbeurs Art Basel in Miami, het kan me niet gek genoeg zijn. Dus dat Christo mensen op water laat wandelen, paraplu's neerzet aan beide zijden van de Grote Oceaan en met grote ijver historisch beladen gebouwen inpakt, kan mijn goedkeuring wegdragen. 

Maar toch hou ik mijn twijfels over de Arc de Triompe Wrapped. Zijn alle lovende woorden over Christo's laatste werk nou wel zo terecht? Om die vraag naar eer en geweten te kunnen beantwoorden, zit er maar een ding op. Naar Parijs! En zo komt het dus dat ik nu vanaf het Louvre richting het Place Charles de Gaulle wandel in de hoop de ingepakte Arc langzaam maar zeker voor me te zien opdoemen.

 

Wrapped Beetle

Misschien moet ik in alle eerlijkheid vermelden dat ik niet onder de indruk ben van Christo’s eerste inpakwerken. Een stoel, een tafel, een compleet meubilair. Even is het leuk, maar al vrij snel begint zo’n reeks met touw en doek omwikkelde objecten te vervelen. Uitzondering zijn wellicht een inpakte motor en de Wrapped Beetle die overigens geen lang leven was beschoren, omdat de eigenaar zijn uitgeleende auto graag binnen enkele dagen weer ongeschonden retour wenste te hebben.

Daarmee wil ik geenszins zeggen dat Christo geen kunstenaar zou zijn. Hij is zonder meer een vakman. Daarvan getuigen ook de schilderijen die hij om den brode maakte in Wenen, Genève en tijdens zijn eerste jaren in Parijs. Christo toonde zich een voortreffelijk portrettist, al keek hij zelf enigszins neer op deze werken die hij maakte in opdracht en ondertekende met zijn achternaam Javacheff en niet met de naam waarmee hij later furore zou maken. Ook de schilderijen en voorstudies die hij maakte voor de projecten die volgden vanaf het einde van de jaren zestig, laten zien dat Christo uitstekend kon tekenen en schilderen.

 

Mysterieuze gloed        

Aan het einde van de Tuilerieën vang ik voor het eerst een glimp op van de in zilverblauwe stof gehulde Arc. Hij bevindt zich nog op zo’n twee kilometer afstand, maar intussen is hij wel zichtbaar voor me. Zo in het wazige verschiet van een bijna lege Champs-Élysées valt de glinsterende triomfboog nog tamelijk in het niet. Op afstand is - misschien vanzelfsprekend - het visuele effect nog niet zo overdonderend als Christo’s bewonderaars ons willen doen geloven.

En die bewonderaars zijn talrijk en niet de minsten. Bijna alle critici zijn juichend over Christo’s kunstwerk. In veel, zo niet alle, kranten en (kunst)tijdschriften is lovend geschreven over de Arc de Triomphe Wrapped. De Arc werd getypeerd als een zachtaardige reus, er zou sprake zijn van een mysterieuze gloed die het oude monument betoverde, het zou een schreeuw om vrijheid zijn, een overwinning op de bureaucratie. De Franse minister van Cultuur noemde het ‘a posthumous testament to an artistic genius and ‘a wonderful gift to Parisians, to the French, and to all art-lovers’.

Al die grote woorden bezorgen me een ongemakkelijk gevoel. Er worden boodschappen toegekend aan de ingepakte Arc die er alleen met de nodige verbeeldingskracht aan te ontlenen zijn. De schreeuw om vrijheid is er met de haren bijgesleept, een overwinning op de bureaucratie is geen thema voor een kunstwerk met universele kracht. Het gaat om symbolische attributen die niet per se voortvloeien uit wat je ziet. Op zich is dat niet erg, het is iets wat vaker gebeurt bij eigentijdse kunst, maar nu lijkt er wel een erg grote kloof te gapen tussen object en interpretatie.

Christo’s Arc stelt me voor een dilemma dat me eenzaam doet voelen. Ben ik dan de enige die niet erg onder de indruk is van Christo’s postume meesterwerk, van zijn ‘cry for freedom’? Laten alle bewonderaars zich niet te veel leiden door hun verwachting grootse kunst te gaan zien en is daardoor hun perceptie niet al te zeer gekleurd? Inmiddels weet ik genoeg van kunst om me niet uit onzekerheid vast te klampen aan de mening van kunstsnobs en -kenners die niet zelden de neiging vertonen elkaar na te praten. Hun oordeel heeft vaak een net iets te hoog nieuwe kleren van de keizer gehalte. Maar ik behoor ook allerminst tot het kamp van degenen die op platvloerse wijze hun afschuw uitspreken over kunst waarin ze zich nooit hebben verdiept en waar ze nooit iets van zullen begrijpen. Ik wil me niet encanailleren met mensen die menen dat Christo een vuilniszak heeft getrokken over Frankrijks meest glorieuze monument.

 

Visueel spektakel

Inmiddels bevind ik me op nog zo’n honderd meter van de Arc de Triomphe Wrapped en zal ik voor het eerst en waarschijnlijk ook voor het laatst een kunstwerk van Christo op ware grootte gaan aanschouwen. Het laatste gedeelte van de Champs-Élysées, het Place Charles de Gaulle en de andere, omringende Grande Boulevards zijn afgesloten voor gemotoriseerd verkeer, waardoor er een feestelijke stemming heerst rondom de zilverblauwe reus. Er worden foto’s en selfies gemaakt - het sympathieke monster is zonder meer instagrammable - kunstenaars schilderen hun eigen interpretatie van de zacht glinsterende Arc, een vrolijke bachelorparty loopt voorbij, kinderen en volwassenen betasten het stoffen omhulsel van het monument. Als het bij kunst gaat om wat het losmaakt bij mensen, dan is Christo zeker in zijn opzet geslaagd. Dat geldt dus evenzeer voor zijn ambitie om van de Arc een aanraakbaar object te maken. Het is een geweldig spektakel. Maar is dat voldoende om het kunst te noemen? Een Formule 1 race is ook een spektakel en dat geldt ook voor ruimtereizende miljardairs. Alleen spektakel is misschien niet voldoende.

Sta je aan de voet van de ingepakte Arc, dan is Christo’s ‘finale triomf’ zeker visueel imponerend. Niet zozeer mooi, maar wel indrukwekkend. Christo is sowieso een kunstenaar van de grote getallen. In veel beschrijvingen van zijn kunst gaat het ook meestal daarover. Zijn kunst wordt altijd beschreven in superlatieven. Het aantal vierkante meters, de benodigde hoeveelheid touw en stof, het aantal medewerkers, de manuren, de lange voorbereidingstijd, het heeft allemaal een hoog bigger, better and more gehalte. Het is visuele krachtpatserij. De Arc imponeert, het bezoemt ontzag in door zijn omvang en het waanzinnige idee om iets monstrueus als de Arc de Triomphe te willen inpakken. Maar het is spierballen kunst, artistieke anabole steroïde. Het laat niet onberoerd, maar welbeschouwd is het opgepompt en inhoudsloos. Op geen enkele wijze zet het aan tot nadenken. Geen boodschap, geen verhaal, geen diepere betekenis. De filosofische gedachten die aan het werk worden toegekend doen geforceerd aan en vloeien niet als vanzelf voort uit wat het spektakel aan de oppervlakte heeft te bieden. Het is leeg als een gebruikte Zalandodoos en evenmin bijzonder geestig, ondanks Christo’s ironie dat alles wat hij maakt dwaas en nutteloos is. Dat hoeft misschien ook niet - kunst mag zijn wat het wil - maar een beetje humor zou wel mooi meegenomen zijn.

 

Nazomerend Parijs

Vaak wordt er erg ingewikkeld gedaan over de vraag of iets kunst is. Maar vanuit cultuursociologisch oogpunt is dat eigenlijk een tamelijk eenvoudige kwestie. Als het amalgaan van critici, kunsthistorici, kunstenaars, handelaren, veilinghuizen, verzamelaars, museumconservatoren en -curatoren dat binnen de kunstwereld de dienst uitmaakt iets beschouwt als kunst, dan is het kunst. Zo bezien heeft Christo’s ingepakte Arc zonder meer artistieke waarde. De grootsheid ervan wordt door de critici in koor bezongen. En de handel die ook zo zijn belangen heeft, blaast eveneens zijn partijtje mee. Zelf ben ik echter nog steeds niet helemaal overtuigd.