zondag 19 september 2021

Christo's inpakkunst is vooral entertainment...

Natuurlijk is er weer kritiek op Christo. Althans op zijn erven, want de kunstenaar zelf is ons in 2020 ontvallen. Directe aanleiding voor alle commotie is het inpakken van de Arc de Triomphe door de CVJ Corp, de firma die Christo en zijn vrouw Jeanne-Claude oprichtten in 1969 met als doel hun plannen gefinancierd en gerealiseerd te krijgen. Christo’s L’Arc de Triomphe, Wrapped wordt door sommige critici gezien als zijn zoveelste geldverslindende project dat geen enkel doel dient. Bovendien lijkt Christo zich met zijn megalomane omgevingskunst weinig gelegen te laten aan zaken als milieu en duurzaamheid.  

            Dergelijke bezwaren zijn vaker geopperd wanneer Christo en Jeanne-Claude hun creaties tot leven wisten te wekken. Dat lukte trouwens vaker niet dan wel. Slechts een-derde van hun plannen vond ooit doorgang. Maar dat waren dan ook memorabele projecten zoals het inpakken van de Pont Neuf (1985), de Reichstag in Berlijn (1995), The Gates (7000 nylonpoorten over de paden van Central Park - 2005) en The Floating Piers (2016), de drijvende pieren in het Noord-Italiaanse Lago d’Iseo.

           De kritiek op het verspillende karakter van Christo’s kunst snijdt weinig hout. Tot vervelens toe hebben Christo en Jeanne-Claude namelijk benadrukt dat ze door de verkoop van voorstudies en schaalmodellen alles geheel zelf financierden. Op deze manier hielden ze een soort perpetuum mobile in stand. En eigenlijk ook een soort van catch. Want zonder grote projecten geen financiering, maar zonder financiering geen grote projecten. Vanaf een zeker moment was dat echter een minor issue, want de verkoop van de voorstudies leverde meer dan genoeg contanten op. Wie tijdens de Floating Piers een kleine Christo wilde kopen, betaalde daar zo’n $ 250.000,- voor. De grootste schilderijen, tentoongesteld in een geïmproviseerde galerie met zicht op de pieren en de op water wandelende massa, gingen van de hand voor $ 2.500.000,- . Verzamelaars en gelegenheidskopers bleken bereid om ‘in de heat of the moment’ zonder aarzelen dergelijke bedragen op tafel te leggen

          De wijze waarop Christo en Jeanne-Claude hun projecten financierden, verschafte hen totale, artistieke vrijheid. Wie betaalt, bepaalt. Dus kon het kunstenaarsduo met hun verworven miljoenen doen wat het wilde. Zo maakte hun perpetuum mobile de critici monddood. Op een andere manier gold evenzeer voor degenen die bezwaren opperden tegen het milieubelastende karakter van Christo’s creaties. In alle publiciteit rondom de projecten bleef nooit onvermeld dat het kunstenaarsduo er altijd voor zorgde dat de materialen die ze gebruikten duurzaam geproduceerd en volledig recyclebaar waren.

          Hoewel dus een deel van de kritiek op de projecten van Christo en Jeanne-Claude niet terecht lijkt, zijn er toch redenen om vraagtekens te zetten bij de aard van Christo’s kunst. De CVJ Corp lijkt namelijk soms meer trekken te vertonen van een geoliede marketingmachine dan van een creatief gedreven kunstenaarscollectief. Tijdens zijn leven leverde Christo daar ook zelf een bijdrage aan. Wie bedenkt om een historisch beladen gebouw als de Rijksdag in te pakken, kan een zeker gevoel voor publiciteit niet worden ontzegd.

 

Claim to fame

Christo’s eerste claim to fame was zijn blokkade van de Rue Visconti in Parijs. In de maand juni van het jaar 1962 sloot hij zonder permissie van welke autoriteit dan ook deze straat in het Quartier Latin af voor alle verkeer met een ‘ijzeren gordijn’ van gekleurde olievaten. De Rue Visconti was met zorg gekozen. Het was een tamelijk smalle straat - dit beperkte het aantal benodigde olievaten - in een Parijse buurt waar het artistiek en intellectueel allemaal gebeurde. De Sorbonne was op loopafstand en dat gold ook voor enkele roemruchte kunstenaarscafés. Voorts liep er om de hoek bij Galerie J een expositie met werk van Christo, wat bij de keuze voor de Rue Visconti wellicht ook een rol zal hebben gespeeld.   

            Met het afsluiten van de Rue Visconti realiseerde de Bulgaar Christo voor de eerste en enige keer een project met betekenis, met iets van een boodschap. Een jaar ervoor was de Berlijnse Muur opgetrokken en het kunstwerk van een jonge kunstenaar die was gevlucht uit Oost-Europa kon niet anders worden gezien dan als protest tegen een daad die alom als barbaars werd beschouwd.  

           Na het afsluiten van de Rue Visconti kon het werk van Christo en Jeanne-Claude rekenen op toenemende belangstelling vanuit de museumwereld. Het belang daarvan mag niet worden onderschat. Kunst met een museale status - en dus ook Christo’s projecten en de voorstudies die daarop waren gebaseerd - wordt hoger gewaardeerd dan kunst die het moet stellen zonder de zegen van gerenommeerde kunstpausen.

De museale triomf van Christo begon in 1966 toen hij een luchtballon met een diameter van ruim vijf meter plaatste voor de ingang van het Eindhovense Van Abbe museum. Kort daarna pakte hij de Kunsthal van Bern in. Sowieso was 1968 een belangrijk jaar voor Christo en Jeanne-Claude, omdat ze werden uitgenodigd om deel te nemen aan de vierde Documenta in Kassel. Hiermee werden ze min of meer verheven in de artistieke adelstand. Voor de kunstmanifestatie bedacht het artistieke echtpaar een langgerekte ballon die door de destijds twee grootste kranen van Europa moesten worden geïnstalleerd. 
               Omdat de projecten van Christo en Jeanne-Claude steeds meer publicitaire aandacht genereerden, ontwikkelde Christo zich gaandeweg tot een wereldmerk. En zoals iedereen weet met enige basale marketingkennis, moet een merk gekoesterd en onderhouden worden. Dat deden Christo en Jeanne-Claude dan ook. Door de jaren heen vertelden ze in interviews en tijdens lezingen dezelfde verhalen. Steeds opnieuw kwam de wijze waarop het duo hun projecten financierden aan de orde. Ook de geschiedenis van de jonge kunstenaar die als student naar Wenen vluchtte, werd veelvuldig naar voren gebracht, evenals Christo’s eerste, moeilijke jaren in Parijs.

               Onbewust bekwaam gebruikte het kunstenaarsduo storytelling als marketinginstrument. Niet alleen in het verleden. De CVJ hanteert eenzelfde werkwijze. De publiciteit rondom de ingepakte Arc de Triomphe staat stijf van de storytelling. Zo wordt consequent vermeld dat Christo in zijn Parijse tijd een bescheiden kamer huurde - ‘rented a maid’s room’ - met zicht op de iconische triomfboog. Ook komt in alle marketing voorbij dat Christo al zestig jaar bezig was met plannen om de Arc in te pakken. En over commercie gesproken, het is geen toeval dat tijdens de installatie van L'Arc de Triomphe, Wrapped Sotheby's 25 van Christo’s Arc-schetsen en -schilderijen onder de hamer brengt. Uiteraard gaat dit met de nodige tamtam gepaard. De campagne rondom deze veiling bestaat onder meer uit een video waarin Christo wordt neergezet als onverschrokken kunstenaar. Grote woorden worden daarbij niet geschuwd. Kunst als schreeuw om vrijheid, legendarische droom, finale triomf.

 

Dwaas en nutteloos

Een aspect van Christo’s imago dat hier enigszins haaks op staat, is zijn gekoketteer met het dwaze en nutteloze karakter van zijn kunst. Door geregeld volmondig toe te geven dat zijn projecten volkomen zinloos waren en niets anders dan een doel op zich - geen betekenis, geen boodschap - voldeed hij aan het aloude archetype van de vrije, onafhankelijke kunstenaar. Maar door dit schaamteloos toe te geven, leverde hij er ook een soort van ironisch commentaar op. Daardoor wist hij bij toehoorders, niet zelden potentiële financiers of autoriteiten die Christo groen licht moesten geven, altijd de indruk te wekken dat ze deelgenoot werden van iets groots en meeslepends, aan iets waarmee ze voor even aan de muizenissen van hun bestaan konden ontsnappen en een bijdrage konden leveren aan iets waarmee zij hun eigen tijd zouden kunnen overstijgen. Met zijn Grote, Nutteloze Kunst wist hij hen in hun eigen ogen belangrijk te maken.

               Zeggen dat je megalomane kunst zinloos is, past ook in een bepaalde, artistieke traditie. Was het immers al niet Oscar Wilde die beweerde ‘all art is quite useless’. En was het niet niemand minder dan Fernando Pessoa die meende dat ‘voor de kunstenaar de kunst geen enkel maatschappelijk doel dient. Kunst heeft zonder meer een maatschappelijke functie, maar de kunstenaar weet nooit welke dat is, omdat de natuur hem heeft verstopt in het labyrint van zijn artistieke plannen’?

               Op zich is het natuurlijk prima dat kunst geen boodschap of betekenis heeft. Kunst mag zijn wat het wil. En sowieso bestaat er bijna altijd een discrepantie tussen de intenties van de kunstenaar en de wijze waarop het publiek een kunstwerk ervaart. Wat voor kunstenaars ooit het prediken was van de revolutie, een amechtige queeste naar de waarheid of het epateren van de bourgeoisie, wordt inmiddels door de hedendaagse kunstliefhebber beleefd als een cultureel uitje, tamelijk onschadelijk en veelal geschikt voor het hele gezin. In geval van de boodschaploze Christo dringt zich dan bovendien nog de vraag op wat eigenlijk het verschil is met Disney. Evenals Disney bezorgt Christo het publiek een memorabele belevenis, en Disney dan nog wel met meer moraal dan de kunstenaar. Op zich is er niets mis met het ontbreken van een boodschap, maar Christo is dan misschien wel meer entertainer dan kunstenaar.

 

De ingepakte Arc

Het zal straks moeilijk zijn om aan een ingepakte Arc de Triomphe enige betekenis toe te kennen. Het is een ingepakte triomfboog. Niets meer en niets minder. Maar hoe erg is dat? Want naar alle waarschijnlijkheid zal het een indrukwekkende visuele ervaring zijn die menigeen lang zal heugen, een mooi spektakel dat niet onopgemerkt zal blijven. En niet onbelangrijk, dat wordt ons allemaal aangeboden zonder dat het de belastingbetaler iets kost en zonder dat aan Parijs of het milieu enige schade wordt toegebracht. Maar in hoeverre het kunst is, valt te betwisten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten